Een jonge bioloog reist naar Oost-Afrika voor zijn eerste grote veldonderzoek, onder bavianen in de Serengeti. Het enige familieleven dat hij kent is het tumultueuze joodse gezin waarin hij opgroeide in New York, en dat hij als kind placht te ontvluchten in het Natural History Museum. Maar in Afrika zijn de buren geen keurige burgers meer, maar Masaï-krijgers en bavianen. En hoewel hij meer geleerd heeft over apen dan mensen, komt hij pas nu echt met beide in aanraking. Het is een cultuurschok die hij met veel gevoel voor humor overwint.
In zijn spannende en ontroerende relaas spelen de apen en de mensen een even grote rol. De hoogte- en dieptepunten van het bavianenleven klinken bekend: verliefdheid en seks, vriendschap, verraad, het gevecht om macht en status, vreugde en verdriet. We maken kennis met markante persoonlijkheden als de wijze Salomon en de achterbakse Nebukadnezar, de raadselachtige strateeg Isaak, de onhandige Jonathan en zijn vergeefse liefde voor de bevallige Rebecca, de eeuwige verliezer Benjamin, en Rachel, op wie de onderzoeker zelf bijna verliefd raakt.
De mensen in dit boek zijn even onvergetelijk als de bavianen en Sapolsky beschrijft ze met meesterhand. Na twintig jaar kan hij nog altijd niet besluiten welke van de twee soorten gevaarlijker, merkwaardiger of grappiger is.
Robert M. Sapolsky (1957) is hoogleraar biowetenschappen en neurologie aan de universiteit van Stanford. Naast wetenschappelijke publicaties schreef hij voor onder meer de New Yorker, Discover, Scientific Arnerican, Psychology Today en Tinne Magazine.