'Abbey Road' is de meest verfijnde plaat van de Beatles. Nergens is een valse noot te bespeuren en ook al was de goede verstandhouding tussen John Lennon en Paul McCartney in deze periode meermaals zoek, toch horen we nummers die de indruk geven van een hardwerkende band, waarvan de leden helemaal niet het met elkaar hebben gehad, maar nog een keer serieus en met een nauwlettend oor te werk gaan. Maar goed, ze hadden het wel met elkaar gehad. Niemand wilde echter dat het sprookje van deze band met een valse noot eindigde. Vandaar de ijver, de inzet in de zomer van 1969 en het typische geluid van 'Abbey Road' waarin ze resulteerden. Ik zeg heel bewust 'typisch', want is het rock? Draai de platen van Led Zeppelin en de Rolling Stones uit hetzelfde jaar en je zult vinden van niet. Het is ook niet te gelikt om slechts voor hitparadepop door te gaan. Wat het wel is, naar mijn bescheiden mening: het tegenovergestelde van de muziek die ze eerder in 1969 repeteerden en waarvan het resultaat op het laatste album, 'Let It Be' (1970), te horen valt; waar dat kale, oorspronkelijke live-muziek was, is dit supergepolijste studiorock. George Harrison komt daarin het best uit de verf met zijn twee bijdragen. 'Something' en 'Here Comes the Sun' hebben een klassieke, eeuwige sound. Daar komt nooit stof op. Nu had Harrison indertijd nog wel twaalf van dat soort nummers. Voor het eerst in de geschiedenis van de band had hij het sterkste arsenaal. De andere drie beseften dat en hun nummers zijn minder in evenwicht. Paul McCartney slaat de plank mis met 'Maxwell's Silver Hammer'. Als de bedoeling was dat we erom moesten lachen, dan heeft hij niet goed geluisterd. Gelukkig maakt hij de flater meteen goed met 'Oh Darling'. Wat een stem. John Lennon zei erover: 'toch had hij mij het moeten laten zingen.' Lennon begint en eindigt de eerste helft van het album met twee brutale composities, maar goed: over 'Come Together' en 'I Want You' is genoeg gezegd. Tussendoor horen we Ringo nog. John en Paul schitteren naar mening pas echt op de tweede helft, in de door Paul en producer George Martin aan elkaar gewoven medley. John was niet blij met al dat knip- en plakwerk, maar kom op: van 'Mean Mister Mustard', 'Polytheme Pam' en 'Bathroom Window' een nummer maken. Bedenk het maar. Naast de twee pareltjes van George vormen ze voor mij het hoogtepunt van 'Abbey Road'. De band lijkt te hebben gemikt op een perfecte sound en niet zozeer op spontaniteit. Dat is gelukt.